Stadhuis op de Dam (1648/65) thans Koninklijk Paleis

Geplaatst op maandag 17 november 2003 @ 11:11 , 703 keer bekeken

Inleiding Het Koninklijk Paleis werd tussen 1648 en 1665 gebouwd als stadhuis van Amsterdam. De ontwerper was Jacob van Campen, maar de technische uitvoering werd verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Jacob van Campen kwam in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Daniël Stalpaert de volledige leiding kreeg. Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellijn en zijn medewerkers. In 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar was toen nog niet voltooid: pas in 1665 was het gebouw gereed, terwijl aan de inrichting van de vertrekken tot aan het begin van de 18de eeuw werd gewerkt.

Het oude, Middeleeuwse stadhuis, afgebrand in 1652
Voor de vervanging van het bouwvallig geworden gotische stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het werd het grootste bestuurlijke gebouw van het toenmalige Europa. Het gebouw rust op 13.659 palen ("de dagen van het jaar, een één ervoor en een negen erachter", hebben generaties schoolkinderen geleerd). Het "achtste wereldwonder" werd de parel in de kroon van Amsterdam. Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. Het gebouw werd geheel opgetrokken uit Bentheimer zandsteen (oorspronkelijk zeer licht gekleurd) en met name in het interieur veel marmer. Jacob van Campen liet zich inspireren door de Romeinse bestuurlijke paleizen. Voor de burgemeesters van Amsterdam, die zich de consuls van een nieuw Rome waanden, werd een nieuw Capitool gebouwd. Het stadhuis van Jacob van Campen is 's lands belangrijkste historische en culturele monument van de 17de eeuw, de glorietijd van Nederland in het algemeen en van Amsterdam in het bijzonder. Het gebouw is dan ook op zeer veel oude afbeeldingen te zien. Het gebouw is tot 1808 stadhuis gebleven. Daarna werd het door koning Lodewijk Napoleon veranderd in een paleis. De galerijen werden door houten wanden in vertrekken verdeeld. Aan de voorzijde werd een balkon aangebracht. Uit deze periode stammen ook de fraaie Empire meubelen die in het paleis zijn te zien. In de 20ste eeuw werd het gebouw meerdere malen gerestaureerd, waarbij de verbouwingen van Lodewijk Napoleon ongedaan werden gemaakt. Het gebouw werd in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht, waardoor we het gebouw weer kunnen ervaren als een bestuurlijke tempel in klassieke traditie. Na de restauratie in 1960 werd het gebouw beperkt opengesteld voor het publiek. Bouwstijl Het Hollands classicisme in de trant van Jacob van Campen heeft een monumentaal gebouw opgeleverd, eenvoudig van vormen, sober van versiering, maar helder van opzet. Het beeldhouwwerk mocht nergens de aandacht afleiden van het grootse geheel. De compositie van de gevel is harmonieus en voldoet aan de ideale klassieke verhoudingen. De zware sokkel draagt twee pilasterorden die beide een hoog en een laag venster beslaan, overeenkomend met een hele en een halve verdieping erachter. In navolging van Vincenzo Scamozzi is een Corinthische orde boven een Composiete geplaatst. De middenpartij met het fronton komt iets naar voren, evenals de hoekpaviljoens. De heldere structuur van het gebouw is zo overheersend dat het fraaie beeldhouwwerk nauwelijks opvalt. De kapitelen, festoenen enzovoort zijn weergaloos en het hoogste wat men in de lage landen heeft weten te bereiken. We zien de festoenen op grachtenhuizen overal in de stad nagevolgd. Het meest indrukwekkend zijn de timpanen met beeldhouwwerk in marmer en de bronzen beelden op de frontons. De koepel wordt bekroond door een windwijzer in de vorm van een koggeschip, het oude symbool van de stad Amsterdam. Volgens het oorspronkelijke plan zou de koepel bekroond worden door acht beelden: de acht windrichtingen. Dit plan is niet uitgevoerd. Boven de middenpartij rijst een hoge koepel op, van waaruit men de aankomst van de schepen op het IJ kon zien. Opvallend is het ontbreken van een monumentale ingangspartij. De zeven onversierde bogen op straatniveau (zonder stoep) was letterlijk een lage drempel, om duidelijk te maken dat het stadhuis van iedereen was. De exterieur van het gebouw is sober en ingetogen, maar het interieur is oogverblindend. Een bezoek aan Amsterdam is dan ook niet compleet zonder een bezoek aan het Koninklijk Paleis, het voormalige stadhuis van Jacob van Campen. Literatuur J.E. Huisken, K.A. Ottenheym, G. Schwartz e.a., Jacob van Campen. Het Klassieke ideaal in de Gouden Eeuw, Architectura & Natura Pers, Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam, Amsterdam 1995 Eymert-Jan Goossens, Schat van Beitel en Penseel, Het Amsterdamse stadhuis uit de Gouden Eeuw, Waanders, Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam, Zwolle 1996


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: